Nawoorden bij de Rechter Tie-verhalen
Verantwoording Robert van Gulik sloot zijn eerste vijf Rechter Tie-verhalen af met een uitvoerig nawoord waarin hij de oorsprong en de achtergronden van de verhalen beschreef. De eerste vier nawoorden bestaan uit een gemeenschappelijk stuk, gevolgd door een gedeelte dat specifiek is voor het werk. Het vijfde nawoord was in zijn geheel specifiek. Algemeen gedeelte eerste vier nawoorden De centrale figuur in alle oude Chinese detectiveromans was de magistraat of districtsbestuurder, de hoogste autoriteit in het district waar de misdaad werd begaan. Het is deze districtsbestuurder die als detective optrad. Het Chinese Keizerrijk was verdeeld in provincies, elke provincie in een aantal prefecturen, en elke prefectuur in enige districten—de kleinste administratieve eenheid. Een district bestond in het algemeen uit een ommuurde stad en het land met de dorpen daar omheen, met bijvoorbeeld een radius van een honderd kilometer. Lees gehele tekst... Nawoord "Labyrinth in Lan-Fang" In het algemeen heb ik er naar gestreefd de traditionele Chinese stijl zoveel mogelijk te handhaven. Ik noem trekken zoals de proloog waarin de voornaamste gebeurtenissen van de roman zelf op bedekte wijze vooraf worden aangekondigd, het stichtelijke versje aan het begin, en de titels der hoofdstukken in twee, parallelle regels. Ook heb ik een al-oude Chinese traditie gevolgd door aan het eind een beschrijving te geven van de terechtstelling der misdadigers. De Chinezen redeneren — niet geheel ten onrechte — dat indien men de misdaad die een persoon bedreven heeft in details beschrijft, het logisch is dat ook aan de vergelding van dat misdrijf dezelfde aandacht wordt besteed. Bovendien eist dit het Chinese rechtsgevoel. Lees gehele tekst... Nawoord "Fantoom in Foe-Lai" Het motief van de Moord op de Magistraat heb ik ontleend aan een der oorspronkelijke Chinese Rechter-Tie-verhalen, namelijk dat over de Vergiftigde Bruid. Deze vertelling kan de lezer vinden in de Chinese roman Woe-tse-tien-szu-ta-chi-an, welke ik in Engelse vertaling uitgegeven heb onder de titel van Dee Goong An (Tokyo 1949). Daar wordt de bruid bij toeval vergiftigd door het gif van een adder die nestelde in een vermolmde zolderbalk in de keuken, precies boven de oven waarop het theewater aan de kook gebracht werd, toen de hete stoom naar boven kwam stak de adder zijn kop uit zijn hol en het gif droop uit zijn bek in het water. In deze roman heb ik dit motief geheel omgewerkt, en alleen het principe behouden. Lees gehele tekst... Nawoord "Klokken van Kao-Yang" Dit verhaal speelt in de zevende eeuw n.Chr., in Kao-yang -- ook wel Poe-yang genoemd -- een stad in de Provincie Kiangsoe, gelegen aan het Keizerlijk Kanaal dat het Rijk van Zuid naar Noord doorsneed. De lezer zal op het schutblad voor in dit boek een plattegrond van die stad vinden. Maar ik heb de gewoonte van Chinese auteurs uit de Ming-dynastie overgenomen, die personen en dingen zo beschreven alsof ze voorkwamen in hun eigen tijd, al speelden hun verhalen zich ook af in de Tang- of andere oudere perioden. Hetzelfde geldt voor mijn illustraties: interieurs, zeden en kleding daar afgebeeld komen meer overeen met die der Ming-dynastie (1368–1644 n. Chr.) dan met die van de Tang-periode (618–907 n. Chr.) waarin deze roman speelt. Lees gehele tekst... Nawoord "Meer van Mien-Yuan" Het Mysterie van de Verdwenen Bruid is gebaseerd op een geval van schijndood, beschreven in het zesde deel van een Chinees criminologisch verzamelwerk getiteld Tsjing-jen-tsji-an "Vreemde Rechtszaken die de Wereld ontstelden". Dit boek werd in 1920 in Shanghai uitgegeven door een zekere Wang Yi. Hij nam deze verhalen letterlijk over uit verschillende oudere Chinese boeken, helaas zonder zijn bronnen te vermelden. Het geval hier beschreven — uiteraard met wijziging van alle bijzonderheden — is werkelijk voorgekomen in het begin van de regeringsperiode van Keizer Kwang-sjü, dat wil zeggen omstreeks 1880. Lees gehele tekst... Nawoord "Nagels in Ning-Tsjo" Het mysterie van het onthoofde lijk is gebaseerd op een geval opgetekend in de dertiende-eeuwse Chinese verzameling van rechtszaken, getiteld T'ang-yin-pi-shih "Parallelle Zaken van onder de Perelaar". Onder Zaak no. 64 wordt daar verhaald, dat omstreeks 950 n. Chr. een koopman, toen hij van een reis terugkeerde, thuis het onthoofde lijk van zijn vrouw vond. Haar familie beschuldigde hem, haar vermoord te hebben en toen hij onder marteling verhoord werd, bekende hij. Maar een slimme beambte van het gerecht vermoedde dat de koopman alleen bekend had omdat hij de tortuur niet langer verdragen kon. Lees gehele tekst... |